24 november 2020
roergebied

Image

Hind Eljadid kiest ook voor … ‘Bidden kan niet meer’ van Ramy El-Dardiry

“Wat een plezier en genot heb ik gehaald uit het lezen van deze editie van Kluger Hans”, aldus Hind Eljadid over onze jongste telg. We vroegen haar om als meter van #39 twee favoriete teksten uit het nummer te kiezen. Een van die twee bleek ‘deze captcha code is niet ontworpen om te kraken’ van Babeth Fonchie. Haar andere favoriet is ‘Bidden kan niet meer’ van Ramy El-Dardiry. Waarom? Lees:

Met zijn prozatekst neemt hij mij volledig mee in een kortverhaal dat zowel onbekend als herkenbaar is voor mij. Ik zou me even onwennig als nieuwsgierig voelen in verre landen als het hoofdpersonage. Maar evengoed ben ik Jeroen, af en toe Hesselink en soms ook Frederik. Het feit dat we allemaal behoefte hebben aan connectie en dat het op moedeloze momenten niet veel uitmaakt welke god we aanbidden, zolang we ons maar verbonden voelen met iets groters dan ons.”

Hieronder kan je een deel van Ramy El-Dardiry’s verhaal lezen. Ramy was ook een van de auteurs die we voorstelden tijdens Literaire Schurft in de straten. De opname die hij hiervoor maakte beluister je hier.


Bidden kan niet meer

“Fastfood moet je een dag laten rijpen,” had Jeroen gezegd. Vervolgens had hij de cheeseburger zorgvuldig in aluminiumfolie gewikkeld en in zijn backpack opgeborgen. We trokken met zijn vieren door de Chinese binnenlanden. Het ene landschap nog indrukwekkender dan het andere, maar zonder foto’s zou ik allang vergeten zijn hoe die woestijnen en bergen eruitzagen. Die zin bleef. We hadden weken enkel noedels en rijst gegeten. De kleffe broodjes kwamen als godsgeschenk. Ook Jeroen moest hebben gesmacht naar brood. Kon niet anders. En toch bracht hij de discipline op om zijn eigen weg te bewandelen. Zijn vastberadenheid herkende ik. Op dezelfde manier had ik menigmaal broodjes en glaasjes water afgeslagen tijdens lunchpauzes in de Ramadan.

Het was twaalf jaar geleden. We waren studenten natuurkunde. In Twente. Vier slimme jongens die zo stom waren geweest om al het moois van de puberteit te verwaarlozen. Tienen op onze eindlijst, complimenten van de grootouders en nog nooit een meisje aangeraakt. Dat soort jongens. Wij leefden op ideeën. 

Elke dinsdag om stipt acht uur drapeerden we een zelfgemaakte vlag over Frederiks twijfelaar en doopten we zijn kamertje om tot ‘Filosofisch café’. Avonden moesten worden ingeleid. Frederik gaf bij voorkeur een lullepot over de kwantummechanica terwijl Jeroen altijd over Bach begon. Het zal zijn gereformeerde opvoeding zijn geweest. Die inleidingen waren aardig – ik heb zelfs een paar uittreksels ervan bewaard – maar uiteindelijk verzandden de discussies in intellectueel gekissebis. Over het bestaan van de vrije wil, God of de aard van wetenschap.

Hesselink mocht dat hele idee van de vrije wil niet. Een construct, dat was het. 

“Het is niet dat ik een keuze heb om hier te zitten,” zei die op één van onze eerste avonden in het tweede collegejaar. “Mijn brein doet maar alsof. Dat de illusie van de vrije wil ons als soort evolutionair sterker maakt, wil niet zeggen dat die bestaat.” Het overdreven nette jasje, de bootschoenen, de scheiding die nooit een millimeter anders lag: Hesselink, enig kind, twijfelde nooit.

“Zonder vrije wil zijn we vrij van zonden. Sterft de moraal.” Jeroens wijsvinger was een dirigeerstokje dat zijn woorden begeleidde. Hij bevroeg Hesselink over recht, ethiek en de liefde – vooral dat laatste was voor ons een abstract begrip. 

Frederik koos geen kant. Hij maakte zich slechts zorgen over de hapjes in de frituur. Een goede gastheer. De verse bitterballen en kaasstengels waren voor zowel Hesselink als Jeroen een gegronde reden voor een staakt-het-vuren. Ikzelf wachtte rustig af totdat Hesselink zijn flesje energiedrank inruilde voor een kruikje jenever. En dan was het slechts een kwestie van tijd. Mijn nuchterheid was sterker dan zijn drank. Hesselinks weerwoord op mijn herhaling van Jeroens woorden werd steeds waziger. Een knipoog van Jeroen en ik wist dat we de discussie gewonnen hadden. 

Voor mijn gevoel, maar het zal valse nostalgie zijn, eindigden al die nachten met een fietstocht voor het ochtendgloren door een stille stad. Kroegen die stonden uit te hijgen en een warme walm verspreidden, auto’s als een kleurige kralenketting langs de weg en de afwezigheid van kwekkende vogels. Een stilte die alleen ik de baas was. Dat was mijn roes. Thuis, in mijn studentenkamer van net tien vierkante meter, rolde ik mijn bidkleedje uit voor het ochtendgebed om daarna als een blok in slaap te vallen. Colleges op woensdag sloeg ik over.  

Ach die vrije wil van Hesselink. Ik denk dat we toen nog niet snapten dat het verdwijnen van een wil, of die nou vrij is of niet, een groter probleem zou worden. We konden het ook nog niet begrijpen. Smartphones waren er niet. Er waren geen schermen die continu om aandacht vroegen en daarmee roofbouw pleegden op onze denkkracht. Als je niet hoeft te denken, heb je ook geen wil nodig.

(…)

Ramy El-Dardiry

Wil je weten hoe het verder gaat? Dat lees je in #39 Algoritmes. Heb je onze abonnee-actie al gezien? Je krijgt nog tot 30 november een boekenbon t.w.v. 5 euro bij je abonnement. Doen! Steun opkomend schrijftalent.


DIT BERICHT DELEN