19 november 2020
roergebied

Image

Jean Paul Van Bendegem kiest ook voor … ‘Huidverdriet’ van Lieselot Mariën

Eerder deelden we al ‘Objectief wiskundig model’ van Willemijn Kranendonk als een van Jean Paul Van Bendegems favorieten uit #39 Algoritmes. ‘Huidverdriet’ van Lieselot Mariën kwam ook uit de bus als favoriet van de peter van dit nummer. Lovende woorden te over:

“Wat in dit korte verhaal volledig aan diggelen wordt geslagen is de droom, de fantasie, de utopie … dat een doorgedreven automatisering van de maatschappij alleen maar vrijheid kan brengen en de volledige creatieve ontplooiing van iedereen. Maar volledige automatisering bestaat niet en altijd zullen er, vaak in de marge, mensen meespelen. Zoals hier Saskia en Werner in de supermarkt. Een quasi volledig isolement is hun deel, voor de klanten zijn ze deel van het gebouw geworden, allang geen mensen meer en allang geen partners meer in het gesprek. Waarom nog mensen begroeten bij het binnenkomen of afscheid nemen bij het buitengaan? En zo voelen zij het ook aan, Saskia toch in de eerste plaats. Want voor Werner is de wereld goed: de kassa klopt tot op de eurocent. Dit intense interne drama van Saskia wordt verteld in een vrij neutrale toon die meer aanleunt bij die van een wetenschappelijk rapport geschreven door een experimentele psycholoog en die de gruwel nog meer beklemtoont. Hoe ver is de zingeving verdwenen als een paar eieren breken ‘klote’ is en een diepe zelfbevraging en even diepe emoties uitlokt?”

Scroll verder en lees de eerste tweeënhalf pagina’s van dit verhaal.

Jean Paul Van Bendegem met #39 Algoritmes.

‘Huidverdriet’ door Lieselot Mariën

Saskia hurkt naast de doos met pastelkleurige, hardplastieken flessen, haalt twee identieke flessen uit het rek en zet ze allebei neer op de grijs gespikkelde supermarktvloer. Vervolgens vult ze geroutineerd de vrijgekomen leegte op de plank. Een voor een schuift ze de flessen zo ver mogelijk naar achter. Wanneer de doos leeg is, werkt ze op dezelfde manier de twee op de vloer overgebleven flessen weg. Gehurkt recht ze even de rug en monstert het resultaat van haar werk: de plank is nu exact tot op de rand gevuld met wasverzachter. Met een moeizame duw van haar handen op haar dijen hijst ze zich recht. Ze buigt zich voorover om de kartonnen doos op te rapen. De doos is lichter dan verwacht en haar arm schiet, verder dan bedoeld, ijl de lucht in. 

Bij de deur die uitgeeft op de bergruimte staat Werner haar onnatuurlijk wijdbeens op te wachten. Zijn mollige armen hangen als ontvelde palingen slap en rood naast zijn lijf. Wanneer ze zijn baardloze wang zoent, ruikt ze een zweem van charcuterie. Mat beantwoordt ze zijn groet. Hij volgt haar door de witte deur. “Het gaat goed,” zegt hij, terwijl hij toekijkt hoe ze met haar vinger de lijm losmaakt die de kartonnen doos bij elkaar houdt, “de kassa klopte gisteren tot op de eurocent.” Ze plooit de bodem weg uit de doos, gooit die platgedrukt op een grote stapel en keert zich naar hem om. Van uit de winkel kondigt de bel de komst van een klant aan. Hij zet een stap opzij om haar door te laten. “Je zal zien,” zegt hij, vlak voor ze de winkel weer inloopt, “je went er zo aan.” 

*

Hij had voor het eerst over hun komst gesproken enkele maanden geleden tijdens de lunchpauze. Trots had hij hen een brochure getoond op dik, glanzend papier, waarin in grote letters geadverteerd werd voor “ongekende checkout flexibiliteit” en een “bekroond ontwerp gebaseerd op onderzoek naar menselijke factoren”. Werner had de zinnen uitgesproken alsof hij wist waarover hij het had, maar het nette woord “zelfscanmachine” was een beetje verloren gelopen in zijn anders bonkige zinnen en Kempische tongval. Terwijl Werner sprak, had zij haar boterham met kaas vermalen tot een weeïge brij in haar mond. Met ieder woord van hem was het brood wakker en onsmakelijker geworden. Uit onvermogen om te slikken, was ze gruwend blijven kauwen. 

Tijdens Werners betoog had zich langzaam een hartvormige zweetvlek gevormd die rondom zijn borst liep en van daar tot aan zijn navelput. Samen met de twee andere kassiersters had Saskia Werner in stilte aanhoord. De beslissing over de ontslagen zou pas weken later vallen, maar al vanaf dat ogenblik waarop Werner de machines had aangekondigd, hadden zij niets meer met elkaar gemeen gehad – drie eilandjes op formica stoelen. Onder het opdringerige zoemen van de tl-lamp had Werner de “zeer sterk intuïtieve gebruikservaring” van de machines aangeprezen. Ze had zich voorgesteld dat ze haar mond zou openen en de broodpap langzaam, in groteske brokken op haar schort zou laten glijden. 

*

Weer in de winkel ziet ze de vrouw van de dokter. Met deskundige precisie weegt zij een stronk witlof in haar hand. Onder haar beige regenjas heeft zich op de vloer een klein plasje gevormd. “Ze zijn mooi stevig,” knikt ze Saskia goedkeurend toe. Wanneer de vrouw zich voorover buigt om een plastic zakje van het rolletje te trekken, vangt Saskia een glimp op van de weke lichte huid om haar polsen. “Ze komen uit de volle grond,” vervolgt ze, terwijl ze aandachtig de stronken witlof in het zakje stopt, “ik voel dat. Zo’n krop kan je niet op water kweken.” De vrouw legt het zakje in haar winkelmandje en kijkt Saskia door haar transparante brilmontuur rustig aan: Ze zeggen dat je het verschil niet proeft tussen waterwitlof en grondwitlof, maar daar moet je niets van geloven”.

Saskia denkt aan de machines bij de uitgang van de winkel en aan de witheid van haar eigen huid. De doktersvrouw trekt het winkelmandje achter zich aan in de richting van de koeltoog, waar Werner, de handen ingepakt in een paar plastic handschoenen, stukken rauwe kip op een slagersschaal schikt. In de bak bekleed met donkerblauw papier blijven een tiental stronken witlof over. Aan de bovenkant van sommige stronken wijken de blaadjes al wat uit elkaar en krullen de gelige bladranden naar binnen. Met haar ogen volgt ze de nerven, van de basis van een stronk, waar ze duidelijk geprofileerd parallel lopen, naar de dunne buiteneinden, waar ze zichzelf verliezen als rivieren bij hun delta. Haar mond smaakt bitter. Buiten beukt de regen luidruchtig op het platte dak van de winkel.

(…)

Excuses! Een prozatekst van zeven pagina’s lang leest niet lekker online. Je vindt het vervolg in de papieren versie van #39 Algoritmes.

Lieselot Mariën.

Koop hier een exemplaar van #39 Algoritmes. Of beter: abonneer je en ontvang automatisch #39 Algoritmes. Tot 30 november ontvang je bij je abonnement trouwens een boekenbon van 5 euro.


DIT BERICHT DELEN