25 juni 2025
roergebied

Ervaring, legacy, een steuntje in de rug, aanmoediging en domweg de vreugde gezien te worden voor je schrijfkunst: er is zo veel dat gevestigde talenten en professionals uit het literaire veld kunnen bieden aan beginnende schrijvers. Daarom vragen wij voor elke editie van Kluger Hans twee personen uit de Vlaamse of Nederlandse boekenwereld (romanciers, dichters, journalisten, critici, boekverkopers, etc.) om op te treden als peetouder voor dat nummer. Zij kiezen twee teksten die hen bijzonder aanspreken en lichten kort toe wat zo’n tekst nu zo goed maakt. De peetouders van Kluger Hans #48: Vervreemding zijn Saskia de Coster en Steven Van Ammel.
De eerste lievelingstekst van Saskia de Coster is ‘Er is niemand zoals jij,’ een kort verhaal van de Sloveense auteur Ajda Bračič, in de vertaling van Marieke Haenebalcke. Lees hier wat Saskia ervan vond, en lees ook de eerste pagina van het verhaal.

Saskia de Coster over ‘Er is niemand zoals jij’
“Het beklijvende verhaal van dubbelgangers en de mogelijke levens die ze met zich meebrengen. Er is de kinderloze, oude boerin op het platteland die er exact als de hoofdpersoon uitziet en dezelfde gedachten heeft, er is een moeder met een klein kind die haar uiterlijk heeft en in de supermarkt het laatste ijsje neemt – hazelnoot, goeie keuze en toevallig ook de lievelingssmaak van de ik-persoon.
De derde dubbelganger, een prijswinnende biologe, gaat ze zelf opzoeken tijdens een lezing. En dan en dan … de vervreemding in personen, of hoe je uit jezelf kan verdwijnen.”
Lees hier de eerste pagina van ‘Er is niemand zoals jij‘:
Er is niemand zoals jij
Ajda Bračič (vert. Marieke Haenebalcke)
Dat zei je ooit om me te charmeren, als minnaars in een film. Maar ik wist toen al dat je het mis had. Iedereen lijkt wel op iemand anders en iedereen heeft wel een ander die op hem of haar lijkt. Ze zeggen zelfs dat iedereen op de wereld minstens één dubbelganger heeft, en ik weet wel zeker dat ik er minstens één heb: ik ontmoette er namelijk drie.
De eerste was Majda, een rijzige vrouw die bij ons mais verbouwde. Ze bezat een stuk grond bij het huis, waar ik als kind woonde – het huis stond op een kleine heuvel met aan de voet een akker. Ze kwam meermaals per jaar met de tractor en haar bordercollie, die luisterde naar de naam Stela. Wanneer Majda aan het werk was, zat Stela naast haar in de cabine of speurde ze langs de akker naar woelmuizen en veldmuizen.

Majda was ongeveer dertig jaar ouder dan ik, maar ze was onmiskenbaar mijn dubbelganger. Onze gezichten waren precies dezelfde, al waren haar gelaatstrekken iets scherper dan die van mij. Ze had kuiltjes in haar wangen, net als ik, en op een keer mocht ik met het topje van mijn vinger eerst die van haar en daarna die van mij aanraken. Vanaf de heuvel zag ik hoe ze de aarde ploegde en er lange voren in trok. Aan het einde, waar de akker overging in een modderig grasveld, maakte de tractor elegant rechtsomkeert, en ik leerde een nieuw woord kennen: akkerrand. Vaak kwam ze, als ze klaar was op het veld, even langs bij het huis. Dan zaten we buiten op het bankje onder de pergola van druivenranken met een dauwfris glaasje ijsthee. Boven de beek stegen zwermen vliegjes op die zich verdichtten tot doorschijnende wolken. Mijn ouders maakten een praatje met Majda en ik mocht met Stela spelen.
Ik weet niet of Majda zich ervan bewust was dat ze mijn dubbelganger was. Of was ik die van haar? Toen leek het mij zonneklaar dat ze begreep dat we een bijzondere band hadden.
Ze rookte pijp – stel je voor! Als het uitzonderlijk warm was, stond ze in de schaduw bij het huis en spuugde ze stukjes grofgesneden tabak op het grind. Met haar slobberige shirt en een strohoed op haar hoofd zag ze eruit als een vagebond of een goede fee uit een verhaal.
…
Lees je graag de rest van deze tekst? Koop dan snel Kluger Hans #48 Vervreemding in onze webwinkel of in een van deze boekhandels. Of word abonnee, dan krijg je automatisch dit nummer toegestuurd als welkomstexemplaar én steun je een van de meest eigenzinnige literaire tijdschriften die er zijn.
Dit is een verhaal uit Bračič‘ verhalenbundel Leteči ljudje (“Vleermensen,” 2022). De Nederlandse vertaling van deze tekst kwam tot stand binnen het Europese talentontwikkelingstraject Connecting Emerging Literary Artists (CELA). Dit project wordt mede mogelijk gemaakt door Creative Europe, Literatuur Vlaanderen en het Letterenfonds. Ontdek meer via www.cela-europe.com.

Ajda Bračič (1990) studeerde architectuur en werkt als redacteur, schrijver en architect. In 2022 verscheen haar literaire debuut, de verhalenbundel Leteči ljudje (“Vleermensen”) bij uitgeverij LUD Literatura.
Het boek werd bekroond met de Maruša Krese-prijs voor korte verhalen en de Kritiško Sito-prijs (‘keuze van de critici’), en werd genomineerd voor het beste Sloveens debuut.
Ajda schrijft regelmatig over architectuur en cultuur in de Sloveense media.

Marieke Haenebalcke (1986) leest, schrijft en vertaalt uit het Sloveens, Frans en Engels.
Ze studeerde slavistiek, literatuurwetenschappen en vertaler-tolk in Gent en Ljubljana.
In 2018 vertaalde ze de bestseller Beautiful Boy van David Sheff en in 2024 verschenen haar vertalingen van Derrière la haine (Barbara Abel) en de bundel Our Colonial Inheritance (Wendeline Flores en Wayne Modest) voor Wereldmuseum Amsterdam.
DIT BERICHT DELEN