#41 Gêne

 14,00

Moeten dichters en prozaïsten, slammers en essayisten de handen in elkaar slaan om hun gêne te overwinnen? Of kunnen ze die ook vieren? Is faalangst een springplank of afgrond voor de beginnende schrijver? Smoort schaamte talent in de kiem, of kan die net een stimulans bieden aan opkomende woordkunstenaars om hun stem luider te laten weerklinken – en er wie weet zelfs van te genieten wanneer die overslaat? Deze vragen stuurden we met onze open oproep de wereld in. Ze werden goudeerlijk beantwoord en ontweken door de meest bedeesde en zelfverzekerde pennen van ons taalgebied. Kluger Hans schotelt je met gepaste trots (en zonder zweethandjes) hun verhalen, essays en gedichten voor.

Met Daan de Jager, Jonathan van der Horst, Bas Tuurder, Nic Wouters, Daan Kogelmans, Anna Wegloop, Anke Cuijpers, Hanne Craye, Nikki Dekker, Marloes van der Singel, Sixtine Bérard, Gaël van HeijstFarīd ad-Dīn ʿAṭṭār in vertaling van Remi Hauman en  Frederick Seidel in vertaling van Mattijs Deraedt. Ook in dit nummer gaan literaire teksten een paringsdans aan met het werk van twee beeldende kunstenaars. De speelgoedwerelden van Corentin Grossman mogen dan ogenschijnlijk lief en rozig lijken, dat blijken ze bij nadere inspectie allerminst. Joëlle Dubois toont ons onverbloemd en zonder oordeel wie we zijn wanneer we onze kleren afleggen en ons aan de wereld laten zien in onze intiemste eenzaamheid, in onze absurde menselijkheid.

Categorie: