4 juni 2024
roergebied

Image

Yousra Benfquih kiest voor … ‘De ark van Naamah’ van Maarten Jochems

Bij een nieuw nummer horen nieuwe peetouderkeuzes en dat is ook bij #46 Het Dier niet anders! Graag stellen we je voor aan de favorieten van Yousra Benfquih. Zij kiest voor twee kortverhalen. Haar eerste favoriete tekst is het verhaal ‘De ark van Naamah’ van Maarten Jochems.

Yousra Benfquih. Foto door Wouter le Duc.

“Momenteel is de genocide in Gaza – en de waarheden die ze blootlegt – de lens waardoor ik kijk naar de wereld. Bij het nummer over ‘Dier’ gaan mijn gedachten dan ook naar de genocidale retoriek (veroordeeld door het Internationaal Gerechtshof) waarmee Israëlische politici en legerofficieren Palestijnen dehumaniseren en vergelijken met dieren: ze worden ‘human animals’ genoemd, mieren, ratten, slangen, en zelfs ‘lesser than animals’. Ook vandaag gaat koloniaal beschavingsdenken dus nog hand in hand met antropocentrisme. Vertrekken vanuit het dier vind ik daarom a priori boeiend.

Binnen het nummer zijn er enkele teksten die in het bijzonder bijblijven. Bijvoorbeeld de ‘De ark van Naamah’ van Maarten Jochems. Ik vind het mooi hoe de tekst een feministische knipoog werpt naar patriarchale, institutionele religie door de vrouw van de profeet Noah een naam te geven: ‘deze naam vormt een beeld, maakt een verhaal mogelijk’, klinkt het treffend in de openingsparagraaf. Ook hier denk ik aan hoe we van de gedode Palestijnen de namen en verhalen niet kennen, hoe zij cijfers voor ons blijven. 

Door zijn zintuigelijke beschrijvingen slaagt Maarten erin een bijzonder rijke wereld te scheppen, bewoond door Javaanse tijgers en tarantula’s, reuzenschildpadden en kleurige gekkosoorten. Dat zijn debuutbundel een bestiarium zal zijn, verbaast me niet. De beelden die hij schetst zijn erg sterk en blijven hangen, waaronder die van de door de zee volledig bedekte aardbol, die van de warme zeewind die als een pasgeboren zoon onder haar jurk tegen Naamah’s huid aankruipt, alsook het prachtige einde.”


Eerste twee pagina’s van ‘De ark van Naamah’ van Maarten Jochems:

Dag nul
Een man heeft volgens de overlevering eerst een moeder en dan een naam en dan een vrouw. Noach is al vijfhonderd jaar wanneer hij ook drie zonen krijgt: Sem, Cham en Jafet. Zij hebben elks dezelfde moeder, een andere naam, en op de dag van de zondvloed ook alle drie een andere vrouw. We kunnen hieruit afleiden dat dezelfde volgorde ook voor vrouwen moet gelden: moeder, naam, man. Daaruit zou moeten blijken dat Noachs vrouw een naam heeft. Deze naam is ons echter niet bekend, net zomin als die van Noachs moeder. In middeleeuwse bibliotheken kopieerden monniken met vroom geduld hele Bijbels, maar zagen het niet gepast hen een naam te geven. Rabbi’s en imams verwezen op hun spreekgestoelte steevast naar Noachs vrouw als ‘de vrouw’. In sommige commentaren op de scriptuur komen we het toch tegen, pogingen tot het noemen. Een van die pogingen noemt haar Naamah, wat zoveel betekent als ‘aangenaam’. Deze naam vormt een beeld, maakt een verhaal mogelijk. Wanneer de zondvloed begint, is Naamah vijfhonderd jaar, maar honderd jaar jonger dan Noach, en ze heeft sinds kort enkele aswitte lokken in haar roetzwarte haar.  

Dag een
Salamandersoorten hebben nog geen namen, laat staan Latijnse. Ze zijn slechts te onderscheiden aan de hand van hun kleuren: terracottabruin, gifgeel, Pruisisch blauwe stippen, vlezig roze. Hetzelfde geldt voor kikkers, motten, wespen, zelfs de suikervogels. Massaal staan zij op die eerste dag aan de poorten van de ark. Er is maar plaats voor zeven paartjes van de reine dieren, twee van de onreine dieren. Noach kan de boekhouding niet bijhouden, wrijft in zijn baard, zucht soms, slikt, gaapt. Naamah ziet Noach vaak ontredderd in haar richting kijken. Dan wijst Noach uiteindelijk toch met zijn vinger naar een hok en zegt hij tegen een paartje: daar, daar mag je slapen.
Maanden werkten Naamah en Noach aan volières, terraria, zoetwateraquaria. Ze zochten geschikte mossen, varens, sliepen in hangmatten of hoofd-tegen-hoofd in de holte van een dode boom. Legden voorraden aan van zeldzame noten, gedroogde krekels, savannegras, fermenteerden kool en haring en roofden hele bijennesten waarvan ze de honingraten versneden en verdeelden in bokalen. En nu staan de dieren hier te drammen. En hun zonen zijn al in hun kajuiten gekropen met hun vrouwen. En Noach weet geen raad. Een dag lang zegt hij naar eigen goeddunken: jij en jij en jij en jij, ik hou van je kleur, geluid, je karakter, maar de rest mag niet mee, nee , jullie zijn niet uitverkoren, blijf hier, leer zwemmen. 

Dag zeven
Het duurt zeven dagen voor het eerste sterfgeval. Buiten blijft het water stijgen, binnen ontspoort de misselijkheid. Diep in het scheepsruim ligt de Javaanse tijger te kermen in het onfrisse hooi van zijn kooi, het dier hunkert naar vers vlees, nat gras, de verlossing van een dageraad. Net zo ligt Noach in zijn kajuit zijn roes uit te slapen, want zonder dat God of Naamah het wist, had hij tien vaten wijn meegesmokkeld, en liet daarvoor een volledig genus loopvogels aan land. Naamah doet de rondes, vindt de tijger, weet direct hoe en wat. Tovert uit haar binnenzak een minuscule kruisboog, verdooft het tijgervrouwtje met een pijl vol ketamine in haar bil. Dan haalt Naamah een kleine, glazen flacon boven. Ze opent de kooi, sust het mannetje. Bij het hijgen en zingen van het hele scheepscompartiment trekt Naamah de tijger af, doorkruist dan de gangen naar de spermakamer, bevriest het goedje met stikstofdamp. Prevelt een gebed, noemt het Gods werk. 

Dag zevenentwintig
De cederhouten planken, het beddengoed, Naamahs huid, haar, Noachs baard, alles ruikt naar de regen die al vier weken onophoudelijk op het dek en tegen de wanden klettert. Uit de weinige ramen van het schip is zelfs de zee nauwelijks te zien in de grijze, alomvattende hemelcascade. Door de vloeren van de verschillende verdiepingen van de ark sijpelt alsmaar meer regenwater, samen met talloze urinelozingen druipt het tot in de voorraadkasten. Het meel, de linnen gewaden, de boekhouding, alles is doordrenkt, schimmels tieren welig. Drie dagen geleden stortte een zwarte neushoorn door enkele rotte planken een verdieping naar beneden. De neushoorn bleef ongedeerd, maar hij bezorgde met zijn val de ultieme vergetelheid aan zesenzeventig felgekleurde gekkosoorten.

(…)

Lees je graag de rest van dit verhaal? Koop #46 Het Dier in onze webwinkel of in een van deze boekhandels. Of word abonnee, dan krijg je automatisch #46 Het Dier toegestuurd als welkomstexemplaar! Hoera!


Maarten Jochems. Foto door Tess Van der Sanden.

Maarten Jochems (1996) studeerde filosofie in Antwerpen, Madrid en Leuven. Zijn gedichten verschenen eerder bij Deus ex Machina en De Optimist. Voor Fantômas schreef hij verschillende filmkritische teksten. Momenteel voltooit hij zijn master schrijven aan het RITCS in Brussel en werkt hij aan zijn eerste dichtbundel, een bestiarium.


DIT BERICHT DELEN