30 augustus 2021
roergebied

Image

Gedichten uit ‘Sanatorium’ van Abi Palmer vertaald door Maarten Buser

Foto Abi Palmer door Faith Aylward & Mia Maxwel. Foto Maarten Buser door Aad Hoogendoorn.

‘LONDEN’ en ‘FEIT 1 – FEIT 2 – FEIT 3’ in #40 (des)illusie.

In #40 (des)illusie verschenen al de gedichten ‘LONDEN’ en ‘FEIT 1 – FEIT 2 – FEIT 3’ uit Sanatorium van Abi Palmer in vertaling van Maarten Buser. We delen in dit hoekje van het internet graag nog meer uit deze reeks met jullie!

Over Sanatorium: Een jonge vrouw brengt een maand door in een thermaal revalidatiecentrum in Boedapest. Bij haar terugkeer in Londen probeert ze haar herstel verder te zetten met behulp van een opblaasbaar blauw bad van tachtig pond. Het bad wordt een metafoor voor het binnensluipen van een handicap; het struikelgevaar in het midden van een ongeschikte kamer, het langzaam leeglopen en voortdurend gevaar om het te begeven. Sanatorium beweegt zich door contrasterende ruimtes – van badkuip naar thermaal zwembad, van land naar water, van dag naar nacht – en verweeft memoires, poëzie en bedenkingen over het lichaam.


LONDEN

Op een dag zit ik in bad, pak ik een kam en breng ik een scheiding aan in mijn beenhaar. Ik realiseer me dat het bestaan van een cultuur waarin vrouwen zich scheren, voorkomt dat er een hele markt kan ontstaan voor lichaamshaargel en follikelglitter. Ik imiteer de draaikolken op Van Goghs Sterrennacht. Terwijl ik denk aan mijn acrylverf die in de kamer hiernaast ligt, vraag ik me af of ik ooit lang genoeg stil kan zitten zodat de op benen geschilderde draaikolken rustig kunnen drogen, en als ik dat zou kunnen, zouden ze dan een Instagramsensatie worden, en als ze dat zouden worden, wat zou dat dan bewijzen? Dat brengt me bij een jeugdherinnering: als kind schilderde ik graag zwarte gaten, laag na laag na laag, tot de papierhuid spleet. Ik denk aan mijn psoriasis. Ik dompel mijn benen weer onder en het kunstwerk spoelt gelijk weg.


FEIT 1

De allerbeste reproductie van Van Goghs Sterrennacht werd in het beenhaar gekamd van een vrouw die, het moet gezegd worden, benen heeft tot aan haar oksels.

FEIT 2

De reproductie werd op de zwarte markt verkocht als het origineel, met handtekening en de hele mikmak.

FEIT 3

De benen werden daarna opgehangen in het penthouse van een rijke, dikke zakenman, maar het is zijn tweede huis en trouwens, hij is toch veel op reis voor zijn werk.


Dat is prima, want de vrouw aan wie de benen bevestigd zijn, wil zo af en toe de grond onder haar voeten voelen; een beetje rondlopen voor de bloedsomloop. Ze ontkurkt zijn wijnverzameling en giet de flessen een voor een leeg in de gootsteen. Uiteindelijk merkt de zakenman iets vreemds op en belt hij een ongediertebestrijder.

De ongediertebestrijder heeft nog nooit meegemaakt dat knaagdieren wijn drinken, bovenin een vergulde toren. Zijn ogen kruisen die van de vrouw aan wie de benen zijn bevestigd, maar dan kijkt hij zwijgend de andere kant op. Aan het uiteindelijke bedrag op zijn factuur voegt hij een extra nul toe.


Spiertrekkingen en heimwee in de benen.


De vrouw aan wie de benen zijn bevestigd, staart nacht na nacht naar de hemel, terwijl ze met haar tenen naar beneden gericht, de draaikolken probeert te perfectioneren, verschillende opties uitproberend. Op een gegeven moment draait ze zichzelf ondersteboven, als een kat, in de overtuiging dat dit haar eigenaar op zal vallen en ze sterker op het origineel zal lijken.

Maar zijn sofa staat de andere kant op en hij weet sowieso niet veel over hemels.


Het dichtst bij begrip komt nog zijn ondergang. Tijdens de lunch merkt een potentiële investeerder op dat hij zich interesseert voor kunst. De zakenman schept schaamteloos op dat hij een van ’s werelds beroemdste schilderijen bezit.

‘Ik zag het ooit in het Louvre’, vertelt de investeerder. ‘Ik was tot dan toe geen liefhebber van de impressionisten, maar jeetje, van dichtbij leek het bijna te bewegen.’

‘Ik weet precies wat u bedoelt,’ zegt de zakenman, die denkt aan de keer dat hij zijn schilderij zag hoesten.


Sanatorium van Abi Palmer.

Sindsdien kan hij niet meer ophouden met kijken. Hij brengt zoveel tijd door in zijn appartement dat zijn vrouw en kinderen denken dat hij een affaire heeft. In werkelijkheid staat hij bij de sofa, terwijl zijn blik verspringt van de benen naar de eeuwig veranderde lucht, en weer terug.

Elke keer dat hij zich omdraait herschikken de benen zich voorzichtig, maar de vrouw aan wie ze bevestigd zijn, durft niet met haar ogen te knipperen. Als gevolg daarvan beginnen haar ogen te stromen en ontstaat er een poel op de ebbenhouten vloer.


Dat valt de zakenman niet op, zo sterk gaat hij op in het staren. De beheerder van het gebouw belt echter een loodgieter nadat de tranen door het plafond daaronder beginnen te lekken. De loodgieter is minder scherp dan de ongediertebestrijder, maar evengoed geen idioot. Omdat hij geen bron voor het lek kan vinden, steekt hij zijn vinger in het zoute mengsel en proeft. Hij merkt dat het tranen zijn (maar mist de nasmaak van mascara). De zakenman neemt ten onrechte aan dat ze zijn eigen tranen zijn.


Nadat hij maandenlang niet heeft gegeten, ligt de zakenman enige tijd later op zijn sterfbed. Hij glimlacht en met zijn laatste adem verkondigt hij aan een kamer, waarin zich niemand anders meer bevindt dan een stel benen, bevestigd aan een vrouw, vastgepind aan een krakende muur, dat hij tevreden kan sterven nu een beroemd kunstwerk hem tot tranen toe heeft geroerd.


DIT BERICHT DELEN