31 mei 2022
Nieuws

Image

Arno Van Vlierberghe kiest voor … ‘Een onvolledige catalogus van ruïnes of utopieën’ van Christiaan Ronda

Peter van #42 Chaos Arno Van Vlierberghe selecteerde ‘Een onvolledige catalogus van ruïnes of utopieën’ van Christiaan Ronda als favoriete prozatekst. Waarom dit staaltje literatuur zijn aandacht trok, lees je hier:

Arno Van Vlierberghe. Foto door Catherine Lemblé.

“Wat is een chaotische tekst? Anders gezegd: wat zijn de benoembare eigenschappen van een tekst die pretendeert niet te willen conformeren aan bepaalde regels van orde en voorspelbaarheid? Aan welke regels (sociaal, politiek, grammaticaal, typografisch &tc) pleegt men niet te conformeren, en hoe historisch-fluïde zijn die regels? Is het überhaupt mogelijk om binnen de vooraf bepaalde beperkingen van een themanummer tegemoet te komen aan een oproep tot roekeloosheid & verzet? Zo ja: hoe ziet dat verzet eruit, en hoe roekeloos mag het zijn vooraleer het frontaal inbeukt op de basisbeginselen van de redactie? Nog anders gezegd: de vraag is niet zelden of de repressie tolerant zal zijn, maar hoezeer. Het zijn klassieke vraagstukken, even sofistisch als ze voorspelbaar en verlammend zijn. De antwoorden stikken in hun postmoderne dressing en kijken hulpeloos toe.

En toch zijn er zeventien mensen gevonden die de lokroep van Kluger Hans met open vizier tegemoet zijn gesneld. Ik feliciteer hen allen, in elk geval. De redactie deelde hun zestien inzendingen netjes op in twee mapjes: ‘poëzie_chaos’ en ‘proza_chaos’. Zelfs te midden van absolute chaos lijken de grenzen van genres kristalhelder. Dit is proza, dit is poëzie. En wat daartussen? Tekst.

Het is behoorlijk antithetisch om binnenin de chaotische moddersoep op te zoek te moeten gaan naar één tekst die perfect samenvalt met mijn checklist van literaire symptomen die op ‘experiment’ wijzen. En toch: wat betreft het mapje ‘proza_chaos’ laat vooral de ruïneuze tekst van Christiaan Ronda de diepste indruk na. Vorig jaar verkondigde Ronda (in een essay op deze website) zijn verlangen naar ‘progressie, naar groei, naar durf’. Literatuur moest ‘hup, het onbekende in’, richting ‘nieuw, intuïtief en onconventioneel proza’. Hoe betreurenswaardig het ook is om na talloze historische ismes en contra-ismes nog zo’n achterhoedegevecht aan te moeten gaan, kan ik enkel maar instemmen en volmondig mee verlangen. In zijn ‘onvolledige catalogus van ruïnes of utopieën’ wijst Ronda een weinig begane weg aan die ons voorbij het ‘therapieproza’ en ‘faux-realisme’ van de hedendaagse letteren zou kunnen leiden. Het is een stugge, koppige tekst die zich verzet tegen de knarsende tandwielen van onze interpretatiemachine. Wanneer bestaande woorden niet volstaan, worden er nieuwe uitgevonden en oude afgebroken en gerecycleerd. In het eeuwige touwtrekken tussen verstaanbaarheid en grammaticale helderheid verliezen beiden wanneer literaire durf het midden naar zich toe rukt. En ook in die arena deelt Ronda rake klappen uit. Kortom: het is een tekst die zegt: ‘Dit is mijn vorm, ik aanvaard hem, ik erken hem’ en daarna de lans breekt op zichzelf & voor zichzelf.”


De eerste twee en halve pagina’s van Christiaan Ronda’s ‘Een onvolledige catalogus van ruïnes of utopieën’:

I. De villa in het winterkwartier van het Staatscircus van de DDR in Hoppegarten, Brandenburg

zegt, Het tegenovergestelde van orde is de ruïne—vergane glorie, de entropie steengeworden, poging poginger pogingst mislukt en de villa zegt, Een ruïne is een gebouw dat haar zondagse pak niet kan vinden, zit daar in een vochtige keuken zit daar in een oude badjas en ongepoetste tanden, nee: ongepoetst grijs kapsel een pruik van wolvenhaar, de tanden (gebit als een berenklem als een opwindspeeltje) nog op het nachtkastje in een glas waar al het water uit verdampt is en de ruïne trekt haar badjas recht en zucht en vertelt, Een ruïne is een land dat wel bestaat en niet bestaat
en ze zegt, Een ruïne is een clown die na het afschminken niet naar huis mag, almaar overeind blijven constant overeind blijven consistent blijven terwijl het al lang niet grappig meer is — het is maar show, performance en ze neemt een lange lange hijs van een Inka-sigaret en ze zegt, Show, performance, al die anglicismen, alles geven we op alles laten we vallen alsof we zelf geen woorden kunnen vinden of desnoods kunnen verzinnen als we ze nodig hebben, de taal als ruïne uitgebeend overal graffiti op de adjectieven gespoten, tussen de lettergrepen kruipen spaties als scheuren in het cement, de zwaartekracht heeft alles naar beneden getrokken en nu doet de tijd langzaam de rest en ze hijst weer en zegt, Het is allemaal maar optrederigheid, je reinste alsofferij en diepe diepe treurnis, de griem is van de kloun geveegd de kloun kijkt in de spiegel en wil niet meer en de ruïne likt haar lippen alsof ze het ijzer van de pistoolloop al kan proeven en ze verzucht, Taal gebouwen vertrouwen sigaretten toestemming genade kunst: red ons of laat ons vallen, maar hou ons niet vast in het voorgeborchte de liminale non-ruimte waarin je niet mag leven en niet mag zeuren en niet mag rotten en ze zegt, Een ruïne is een gedachte waar de toekomst zich tegen verzet en waar de nostalgie bang voor is en het is moeilijk haar te verstaan de opname hapert oude videoband en ze zegt, De mens is een ruïne en de beschaving is een ruïne en de woestijn is een ruïne en de toendra is een ruïne, een ruïne ieder standbeeld en iedere plaquette en iedere grafsteen en iedere film en iedere roman en ze zegt, Een ruïne is elk hek en elke poort en elk vluchtelingenkamp en ieder rubberen bootje en Es ist niemals ein Dokument der Kultur, ohne zugleich ein solches der Barbarei zu sein en ze zegt, En iedere ruïne wacht op een kort moment van onoplettendheid om in te kunnen storten Walhalla kan toch niet ver meer zijn we zijn tenslotte al zo lang onderweg jullie blijven ons maar restaureren niet-restaureren toezeggen afpakken overeind trekken onder water duwen, laat mij toch zijn mierennest honingraat laat mij verdwijnen of geef me een doel deze implosie kan toch niet eeuwig duren en ze zegt, Een ruïne is niets dan een monument voor onvermogen, een gekarteld gedenkteken voor gebrek en ze kijkt naar iets buiten beeld en zegt, Waar hadden we het ook alweer over? en ze zucht en ze zwijgt en hijst en ze

II Het schild van een reuzenschildpad in de branding van San Salvador, Ecuador
Steeds vaker sta ik even stil en moet ik overwegen of een gedachte een herinnering betreft of een droom. Ik vraag me af wat dit betekent: wordt mijn verbeeldingskracht sterker, of mijn geheugen zwakker? ‘Stilstaan’ is hier natuurlijk een metafoor: mijn denkwezen blijft eventjes staan en loopt dan weer verder—mijn fysieke dimensie ligt al eeuwen dood, leeg en zinloos op het strand. Vlees en zenuwen en oogballen en spieren en pezen en botten verdwenen: een schild ben ik, zowel zinloze ravage als absolute essentie: zonder schild is het dier tenslotte onherkenbaar. Het geeft allemaal niks, mijn bewustzijn wandelt lekker over het eiland, zal blijven wandelen tot de zeeën of vulkanen alles verzwelgen en de planeet tot ruïne maken en alle dagen verstreken zijn en het eindelijk stil is.
Ze hebben me verorberd, jaren en jaren geleden. Eigen schuld, schildpadvlees schijnt een van de lekkerste soorten vlees op aarde te zijn. Ze kwamen. Ieder ruïneverhaal eindigt met een vertrek en het begint met een aankomst: ze kwamen in boten, of: ze kwamen op tanks, of: ze kwamen in huifkarren, of: ze kwamen te voet. Ze kwamen, ruïnes beginnen met binnendringers. Kun je me horen, is de branding niet te luid? Niet dat ik ’m kan dempen, maar ik kan proberen harder te praten.
Ze kwamen in boten en ik was nieuwsgierig en toen was ik niet meer. Misschien begint iedere ruïne wel met een utopisch verlangen: als we niet ooit eens in de toekomst geloofden hadden we deze wereld niet gebouwd, maar nu die toekomst onmogelijk blijkt laten we de wereld vergaan. Soñamos con utopía y nos despertamos gritando. Het schild van een reuzenschildpad in de branding van een eiland in de Grote Oceaan is niet veel belachelijker dan een Egyptische piramide in de woestijn of een Inca-piramide in de jungle of een communistische piramide in het hart van Tirana. Ja, in alles, in alle pogingen en optredens en revoluties en metselwerken en regeerakkoorden en tempelcomplexen en capitulaties en liefdesverklaringen en begonnen manuscripten — in álles zijn reeds de omtrekken van de toekomstige puinhoop te ontwaren. Het enige dat geweld en vergeetachtigheid altijd overleeft, is de verbeeldingskracht. Er is geen kunst in de hemel, en dus is de hemel de hel.
De beste manier om een reuzenschildpad te bereiden voor consumptie is precies de manier waar je nu aan denkt. (…)


Christiaan Ronda. Foto door Mykel Talia.

Christiaan Ronda (1987) woont in Berlijn. Zijn verhalen verschenen o.a. in Kluger Hans, DW B, Tirade en Deus Ex Machina. In zijn teksten zoekt hij altijd naar vonkjes vervreemding, onrust en ontmantelingen van verwachtingen, want kunst dient om ons met nieuwe ogen naar het bekende te laten kijken. In 2021 publiceerde hij een veel te lang essay (titel: ‘Ik ben u geen geruststel­ling verschuldigd’) over de stand van de hedendaagse literatuur bij Kluger Hans en werkte hij mee aan de podcastreeks De Canonconversaties van de Vlaamse Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren (KANTL) en Vlaams­ Nederlands cultuurhuis deBuren. Hij hoopt dit jaar zelf een hallucinante, grappige en agressieve roman uit te ge­ven met de titel Junkie in een maatpak.
(www.ekrituur.nl | @christiaanronda)


Wil je dit verhaal graag helemaal lezen en/of het ook op papier bemachtigen om je collectie mee te vervolledigen? Dat kan! Koop #42 Chaos in onze webwinkel of in een van deze boekhandels. Of word abonnee, dan krijg je automatisch #42 Chaos toegestuurd als welkomstexemplaar. Dat is meteen ook de beste manier om ons te steunen.


DIT BERICHT DELEN