14 mei 2017
roergebied


Pallaksch en asemie: Yves de Block

Yves de Block (Sint-Niklaas, 1951) woont en werkt in Rotterdam. Hij is er actief als beeldend kunstenaar en dichter. Het asemische werk dat we in dit bericht laten zien maakt deel uit van “Claustrophobia / No Way Home”. Deze reeks is verleden jaar tentoongesteld bij de Haagse Kunstkring, in het kader van het Project “Op Drift”.

Over zijn interesse in asemie schrijft Yves de Block het volgende:
“Asemische poezie is een vreemde bezigheid. Tekst die niet kan betekenen, die niet kan verwijzen, beeld met een informatietekort. Een flakkerend verschijnsel dat je probeert te dwingen om te lezen én je dat in dezelfde beweging onmogelijk maakt. Een verschijnsel dat je, zelfs voor de vaak redeloze poëzie, soms net te ver over de grens van het begrip poëzie heen lijkt te duwen. Maar toch. Misschien zit het asemische niet alleen over de grens van de poëzie heen maar ook in het hart ervan.  Poëzie heeft immers als structuur het tonen en simuleren. De structuur van het “zoals” en het “alsof”. En asemische poëzie heeft per uitstek de structuur van het alsof. Alsof het beeld is. Alsof het taal is. Alsof het een betekenisvolle uitingsvorm is, die, als je maar genoeg je best doet, wellicht toch tot betekenis zou kunnen voeren. Die toch een referent heeft. Toch een verborgen redelijkheid. Maar het is in wezen onoplosbaar, het is een verre verwant van de koan: wat is het geluid van één klappende hand?”

“Een groot deel van de poëzie gaat structureel over mislukken, over falen. Over de melancholische schoonheid van het onvermogen. Dat is hier ook het geval. Maar dan niet in betekenisvolle verwijzingen naar aspecten van het individuele onvermogen, maar verankerd in haar verschijningsvorm zelf. Het gaat om een algemeen ervaren ontoereikendheid van taal en beeld. Het onvermogen van taal en beeld om zinvol te spreken over het onbestemde, dan wel dat onbestemde te tonen. Asemische poëzie wordt bedreven in het hart van taal en beeld én aan en over de grenzen ervan. In niemandsland, terra nullius. Ze lijkt een ongecultiveerde ruimte te willen suggereren waar aanspraak op gemaakt zou kunnen worden door taal- en beeldkolonisten. Maar het is in wezen een emotionele ruimte voor zwervers, zonderlingen en loslopenden. Mavericks. Ze weten verdomd goed dat Wittgenstein gelijk heeft, dat je moet zwijgen over dat waar je niet over kan spreken. Maar wat als je weigert je daar bij neer te leggen?”

“Juist, voor sneeuwzwartje in niemandsland zijn er dan asemische gedichten. Zwerftaal.
Een vorm van zoals en alsof, die, indien geslaagd, een volstrekt contradictoire handeling is. In één beweging suggereert hij betekenis én vernietigt hij de mogelijkheid daartoe. Zoals de zelfvernietigende machines van Jean Tinguely. Louter absurde gebeurtenis. Louter verwondering. De bevredigende ruimte van de open vraag blijft over. De ruimte van de zuivere weerklank. Toch nog een voet tussen de zich immer sluitende deur van het onbestemde.”


DIT BERICHT DELEN